Principeverzoeken Buerweg

Drie principeverzoeken voor de bouw van een woning – Buerweg 26, perceel naast Buerweg 36 & perceel naast Buerweg 48

Naar aanleiding van de drie verzoeken om aan de Buerweg 26, het perceel naast Buerweg 36 en het perceel naast Buerweg 48 een nieuwe woning te bouwen is in de Commissie Bestemmingsplannen op 20 november 2018 een aantal technische vragen gesteld. Hieronder volgt de beantwoording hiervan.

1. Zijn er op de onderhavige percelen bij het opstellen van het geldende bestemmingsplan ‘ Bergen Dorpskern-Zuid’ (2009), bouwrechten uit het voorgaande bestemmingsplan uit 1937 ontnomen?

Het oude bestemmingsplan uit 1937 ging niet uit van concrete bouwvlakken, maar van een minimale terreinbreedte voor het mogen bouwen van een woning. De eigenaren van de Buerweg naast 36 en Buerweg naast 48 hebben destijds tegen het in 2009 vastgestelde bestemmingsplan ‘ Bergen Dorpskern-Zuid’ beroep ingesteld bij de Raad van State. De Raad van State heeft toen geoordeeld dat deze twee percelen op grond van het oude bestemmingsplan uit 1937 geen recht hadden op een woning, omdat zij niet aan de minimale terreinbreedte van 25 meter voldeden. Hier zijn dus geen oude rechten ontnomen.

De eigenaar van de Buerweg 26 heeft destijds geen beroep ingesteld bij de Raad van State. Op dit perceel gold volgens het oude bestemmingsplan ‘37 een minimale terreinbreedte van 25 meter. Hoewel er nu geen formele nauwkeurige meting heeft plaatsgevonden lijkt het er (onder voorbehoud) op dat er wel aan de minimale terreinbreedte van 25 meter wordt voldaan.

Tot slot wordt opgemerkt dat het wel of niet voldoen aan de minimale terreinbreedte uit het oude bestemmingsplan 1937 voor het college geen overweging is geweest om nu aan de raad voor te stellen om medewerking te verlenen. De drie ingekomen aanvragen zijn afzonderlijk beoordeeld op hun eigen merites in relatie tot het stedenbouwkundig beeld in de directe omgeving.

2. Hoe verhoudt het voorstel zich tot de bewering dat het college op 10 augustus 2018 bij de Raad van State heeft verklaard dat verdere verdichting in Westdorp ongewenst is?    

Van een dergelijke verklaring op 10 augustus 2018 is niet gebleken. In het voorliggende raadsvoorstel ziet het college na een individuele beoordeling op stedenbouwkundige aspecten aanleiding om medewerking te verlenen. De raad wordt gevraagd om hierover een standpunt in te nemen.

3. Momenteel loopt er bij de Raad van State een dossier over een splitsing van een perceel (Buerweg 1). Hier gaat het om een paar centimeter dat de splitsing tekort komt. Het gaat om verschil van inzicht over de meetmethodiek. Wat kan de voorliggende besluiten voor (juridische) gevolgen hebben voor lopende zaken?

Zoals uit het raadsvoorstel blijkt en hier nogmaals aangestipt heeft het wel of niet voldoen aan de minimale terreinbreedtes uit het bestemmingsplan ’37 voor het college geen rol gespeeld om nu wel medewerking te verlenen. Iedere aanvraag wordt afzonderlijk beoordeeld in relatie tot het stedenbouwkundig beeld in de directe omgeving. Verder gaat het bij de Buerweg 1, kort gezegd, om een hoekterrein waarbij het de vraag is of dat vroeger had kunnen worden gesplitst zodat er twee percelen aan twee verschillende wegen ontstaan. Voor een dergelijke splitsing van een hoekterrein kende het bestemmingsplan ’37 speciale meetvoorschriften. Die discussie speelt bij de voorliggende bouwverzoeken niet.

 

 

Comments are closed.