Maand: oktober 2018

Stand van zaken depot Kranenburgh

Uw raad heeft in juli 2016 een motie aangenomen, waarin u het college opriep om in overleg met Kranenburgh tot een oplossing te komen voor het depot. Dit overleg heeft sindsdien plaats gevonden en heeft geresulteerd tot een beoordeling van verschillende opties.  We willen u informeren over de uitkomst.

Probleemstelling

Museum Kranenburgh beheert een omvangrijke verzameling kunst van 1900 tot heden. De kern wordt gevormd door de kunst van de Bergense School. Daarnaast herbergt het museum de collecties van de gemeente Bergen en het Noord-Hollands Kunstcentrum. In totaal betreft het ongeveer 3.500 kunstwerken (waarvan ongeveer 2.600 in bruikleen van de gemeente Bergen).
Museum het Sterkenhuis beheert ongeveer 10.000 voorwerpen, voornamelijk gemeentelijk bezit. Naast bijzonder zilverwerk, glaswerk en sieraden herbergt het museum prachtige topografische pren-ten van het dorp Bergen van de hand van o.a. Johannes Graadt van Roggen, Jaap Veldheer en Tjipke Visser. Archeologische vondsten, daterend vanaf de steentijd, vertellen het verhaal van de vroegste bewoners van Bergen. Kranenburgh wil dynamisch met haar collecties omgaan.
Een klein (wisselend) deel van de totale collectie is tentoongesteld in beide musea, daarnaast is een aantal kunstwerken uit de gemeentelijke collectie in bruikleen aan derden gegeven (o.a. scholen en instellingen). In Museum Kranenburgh is een kleine depotruimte t.b.v. tijdelijke opslag van werken voor tentoonstellingen.

Het overgrote deel van de collectie bevindt zich in een van de drie depots. De meest kwetsbare objecten zijn opgeslagen in een semi-museaal depot bij kunsttransporteur Imming in De Goorn (NH). Dit betreft bijvoorbeeld de werken van de Bergense School, werken op papier en waardevolle textilia. In een niet geklimatiseerd depot in Alkmaar zijn de minder waardevolle werken opgeslagen, de zogenaamde b- en c-collectie. Het depot aan de Berkenlaan vlakbij het museum is in gebruik als werkruimte voor het Sterkenhuis en als opslag voor de d-collectie.
Geen van de drie depots voldoen aan de museale eisen voor collectiebeheer qua inrichting, klimaatbeheersing en veiligheid. Behalve de onvoldoende kwaliteit is de gezamenlijke opslagcapaciteit te gering.

De kosten voor het huren van de diverse depotruimtes bedragen op dit moment € 15.000 per jaar. Daarnaast zijn er nog andere kosten zoals reiskosten, handlingskosten (depot De Goorn, € 45 per uur) en beveiligingskosten. De huidige depotsituatie levert echter ook extra onverwachte en onnodige kosten op. Door de gebrekkige opslagcapaciteit raken kunstwerken beschadigd, wat tot extra restauratiekosten leidt. Grote werken bijvoorbeeld staan noodgedwongen tegen elkaar aan, waardoor regelmatig schades ontstaan. Voor elke tentoonstelling moet minimaal één werk gerestaureerd worden, naast de normale geplande restauraties. Dit is een extra kostenpost van ongeveer € 5.000 per jaar. Ook de omstandigheden in de niet geklimatiseerde depotruimtes leveren schade op; schimmelvorming ligt op de loer en is in enkele gevallen reeds aanwezig.
Het gebruik van depot Alkmaar is eindig, de verhuurder wil het pand op termijn verkopen. Het verhuizen naar weer een tijdelijk depot is niet bevorderlijk voor de conditie van de kunstwerken; het ‘slepen’ met de werken heeft in het verleden al een aantal schadegevallen opgeleverd.

Eisen aan een goed depot

Kranenburgh wil de haar toevertrouwde collecties goed beheren, nu en in de toekomst.
Om de, voor een deel kwetsbare, objecten goed te kunnen bewaren is in de eerste plaats een depot-ruimte nodig met optimale klimaatcondities. Daarnaast is van belang dat met de objecten in depot gewerkt kan worden. Opslaan alleen is niet voldoende; de objecten moeten geregistreerd, beschreven en gedocumenteerd worden, zodat ze ontsloten kunnen worden voor een breder publiek (fysiek in tentoonstellingen in Kranenburgh of andere musea, digitaal op websites en in publicaties).

Eisen:

  1. een goed depot bevat voldoende ruimte (en hoogte) om de objecten op te slaan. Met uitschuifrekken voor schilderijen, rekken en kasten voor werken op papier, voorwerpen van textiel, sculpturen, meubels, cultuurhistorische en archeologische objecten;
  2. is goed geklimatiseerd. De klimaatbeheersingsinstallatie zorgt voor maximaal 3% marge in de relatieve vochtigheid en de temperatuur;
  3. ligt 1 meter boven het maaiveld;
  4. heeft aparte werkruimtes, een quarantainekast en wifi;
  5. is beveiligd met o.a. een alarminstallatie (beveiligingsklasse klasse 4);
  6. ligt op maximaal 30 minuten afstand van het museum;
  7. is goed en over goede wegen bereikbaar; zo min mogelijk verkeersdrempels;
  8. heeft een ruimte/ sluis voor een vrachtwagen om inpandig in en uit te laden.

Gewenste situatie

Voor het goed beheren van de collectie moeten de werken in de eerste plaats meer plek krijgen dan nu het geval is. Kranenburgh verwacht een opslagcapaciteit van ca 400 m2 nodig te hebben; deze omvang moet de komende 10 jaar voldoende ruimte bieden voor het goed beheren van de collecties. Kranenburgh heeft een aantal opties voor vervangende depotruimte onderzocht waarbij rekening gehouden is met omvang (500 m2, waarvan 400 m2 opslag en 100 m2 voor werkruimte, keuken, toilet, etc.), kosten, veiligheid, beperken schades, optimaal collectiebeheer en verbeteren van het vertrouwen van bruikleengevers.

Er zijn zes mogelijkheden onderzocht, waarvan vier niet tot een gewenst resultaat komen. Opties voor een depot op het dak van Kranenburgh of als aanbouw achter Kranenburgh zijn niet realistisch. Deze ruimten zouden onvoldoende volume hebben en slecht bereikbaar (niet bereikbaar voor vrachtwagens, geen inpandige lift) zijn. Bovendien zijn deze opties tijdrovend i.v.m. bestemmingsplan en bouwvergunningen. Ook een aanpassing van depot Berkenlaan levert niet de benodigde omvang.

Verbouw van bestaande ruimtes levert ook niet het gewenste resultaat; er blijken geen geschikte panden beschikbaar. Mocht er alsnog een ruimte beschikbaar komen, zullen de kosten voor aanpassingen zoals klimaatbeheersing en inrichting (te) hoog uitvallen.

Resteren twee mogelijkheden die nader onderzocht moeten worden.

  1.  Huren bij bestaande depotruimten. Mogelijkheden op redelijke afstand zijn WAD depots in Amsterdam-Noord of kunsttransporteur Imming in De Goorn. WAD depots is een nieuw depot-gebouw (2016) en heeft nog twee ruimten à 300 m2 beschikbaar. Mogelijk vooral voor schilderijen.
    De huidige depotruimten bij Imming voldoen niet aan de museale norm, maar vlakbij de huidige locatie bouwt het bedrijf een nieuw, groter pand met depots met museale condities. Naar verwachting wordt dit gebouw eind 2018 opgeleverd.
  2. Bouwen van een nieuw depot in de Boekelermeer door de gemeente en verhuren aan Kranenburgh.

Ad 1 Huur bestaande depotruimten

  • A. Nieuwbouw Imming in De Goorn
    Afstand: 40 km; reistijd 40 minuten
    Omvang: in overleg; aparte ruimten voor schilderijen, plastieken, papier, textiel en cultuurhistorische objecten. Er zijn werkruimtes, maar voor medewerkers Sterkenhuis is de afstand te groot.
    Beveiliging: overdag altijd personeel aanwezig; buiten camera’s en hek met toegangcodes.
    Kosten: onbekend, waarschijnlijk hoger dan de huidige huur van € 11.000,-.
    Transport: door Imming, laden en lossen inpandig. Hiervoor moet apart worden betaald.
  • B. WAD depots, Amsterdam
    Afstand: 45 km; reistijd 45 minuten
    Omvang: 2 x 300 m2. Alle faciliteiten, ook mogelijk om een depotruimte samen te huren met ander museum. Er zijn werkruimtes, maar voor medewerkers Sterkenhuis is de afstand te groot.
    Beveiliging: overdag altijd personeel aanwezig.
    Kosten: Per ruimte van 300 m2 € 46.500,-. Inrichtingskosten voor eigen rekening.
    Transport: door eigen medewerkers Kraneburgh. Arthandlers kunnen worden ingehuurd.

Ad 2 Nieuwbouw Boekelermeer

Afstand: 10 km, reistijd 15 minuten
Omvang: 500 m2 inclusief werkruimten voor Sterkenhuis en Kranenburgh
Beveiliging: meer op afstand; medewerkers Kranenburgh niet altijd aanwezug.
Kosten: nog nader te bepalen
Transport: door Imming. Laden en lossen vrachtwagens inpandig.

Conclusie

De optie om bestaande depotruimten te huren heeft het nadeel dat de afstand groter is dan nieuwbouw, waardoor Sterkenhuis daar niet kan werken. Er moet verder onderzoek worden gedaan naar de kosten van nieuwbouw op het industrieterrein Boekelermeer.

Hiervoor is een extern bureau nodig, die hiervoor de expertise heeft om een goede raming te maken van de bouwkosten. Noch Kranenburgh, noch de gemeente heeft hiervoor capaciteit. Op basis van het rapport van het externe bureau kan uw raad een besluit nemen om hierin te investeren. Kranenburgh zal hiervoor een aanvraag indienen bij het college.

Kwaliteitssysteem BUCH

Naar aanleiding van de vragen die zijn gesteld door de heer Zwart over de kwaliteitssysteem BUCH naar aanleiding van rekenkamerrapport archivering in de ARC op 18 oktober 2018, wordt hierbij ingegaan op de vragen.

Het kwaliteitssysteem van de werkorganisatie (Factsheet-IQ) bestaat uit een checklist van 590 prestatie indicatoren voor het informatiebeheer en wordt mede ondersteund door het handboek kwaliteitszorgsysteem informatiebeheer Werkorganisatie BUCH.

Vraag van de heer Zwart:

  • Wat is het kwaliteitssysteem bij de gemeente Bergen / Werkorganisatie BUCH (in relatie tot agendapunt 4 nota van bevindingen van de Rekenkamercommissie over het archiveringsbeleid)?
  • Komt hier een externe auditor bij kijken zoals bij ISO 9001?

Kwaliteitssysteem algemeen

Het kwaliteitssysteem is wettelijk verplicht op grond van artikel 16 van de Archiefregeling (vastgesteld door het ministerie van OC&W – Staatscourant 70, 6 januari 2010).
Artikel 16. Kwaliteitssysteem: De zorgdrager zorgt ervoor dat het beheer van zijn archiefbescheiden voldoet aan toetsbare eisen van een door hem toe te passen kwaliteitssysteem.”

Kwaliteitssysteem werkorganisatie

De BUCH gebruikt de VHIC Information Quality checklist als basis voor haar kwaliteitssysteem zie:

VHIC_Factsheet_i-Q-2018

Dit kwaliteitssysteem bestaat uit een PDCA cyclus van 590 prestatie indicatoren voor het informatiebeheer en wordt mede ondersteund door het handboek kwaliteitszorgsysteem informatiebeheer Werkorganisatie BUCH (vastgesteld 20 december 2017).

Het kwaliteitssysteem heeft betrekking op informatiebeheer binnen de Werkorganisatie BUCH (niet op de werking van de organisatie als geheel). Het systeem is niet gekoppeld aan een ISO certificaat.

Opbouw checklist

In de checklist zijn Indicatoren opgenomen uit:

  • Archiefwet
  • Archiefregeling
  • DUTO (Duurzame Toegankelijkheid van Overheidsinformatie)
  • KIDO (Kwaliteitssysteem Decentrale Overheden)
  • NEN ISO 15489
  • RODIN (Referentiekader Opbouw Digitaal Informatiebeheer)
  • ED3 (eisen duurzaam digitaal depot)

Er vindt geen directe externe audit plaats op één van de individuele 590 indicatoren maar wel op de werking van het systeem.
Dit gebeurt aan de hand van KPI’s (Kritische Prestatie Indicatoren van de VNG) door de regionale archiefinspecteur en de provinciale toezichthouder. De archiefinspecteur fungeert daarbij als ‘externe auditor’.

De raad wordt jaarlijks op verschillende manieren geïnformeerd over de stand van zaken rondom het informatiebeheer. Dit is o.a. ook opgenomen in de archiefverordening.

  • Het KPI verslag. Dit is een verslag opgesteld door de regionale archiefinspectie. Dit is een extern verslag. Zie nieuwsbrief voor de raad van juli jl. – laatste punt.
  • Rapportage kwaliteitszorg informatiebeheer. Dit is een intern verslag en zijn bevindingen die voortkomen uit de resultaten van de checklist met 590 indicatoren. We schalen de checklist jaarlijks op. Hieruit voort komt een actielijst waarop alle verbeterpunten (geprioriteerd) staan aangegeven (o.a. de aanbevelingen uit het Rekenkamerrapport). Hierdoor hebben we een PDCA cyclus ingericht en worden verbeteringen planmatig ingezet.
  • Beoordelingsbrief provincie Noord-Holland. Dit is een externe beoordeling. Het Interbestuurlijk Toezicht geeft op basis van het KPI verslag en een verificatie gesprek een beoordeling.

Verschil in domeinen werkorganisatie

De verantwoordelijkheid voor de inrichting van het 5e huis en de noodzakelijke koppelingen met de systemen die van belang zijn voor het informatiebeheer ligt bij een ander domein dan het domein waar het informatiebeheer belegd is.

De constateringen in de rapportage worden verbonden met een actie ter verbetering. Deze zijn opgenomen in een actieplan waarin elke actie wordt geprioriteerd. Hierdoor hebben we een PDAC cyclus ingericht en verbeteringen worden planmatig ingezet.

Technische vragen – Raadsvoorstel mandaat weigering bestemmingsplanaanvragen

Naar aanleiding van de behandeling in de Commissie Bestemmingsplannen van het raadsvoorstel over het mandaat inzake de weigering van bestemmingsplanaanvragen, wordt hierbij ingegaan op de vragen:

Behoorlijk Bestuur Bergen:

1. Kan er worden ingegaan op de mogelijkheid tot verlenging van de beslistermijn van 8 weken?
Aangezien er geen specifieke wettelijke termijn is voor de behandeling van bestemmingsplan aanvragen, mag ervan worden uitgegaan dat in beginsel de algemene beslistermijn van 8 weken geldt (art. 4:13 Awb). Binnen deze 8 weken kan de termijn inderdaad worden verlengd met een redelijke termijn. Los van de vraag of er gelet op de lange aanlooptijd en strikte aanleverdeadlines voor de raadsvergaderingen in de praktijk nog steeds sprake is van een ‘redelijke termijn’, is in ieder geval wel duidelijk dat dit naar de aanvrager toe niet heel erg klantvriendelijk is. Indien er geen medewerking kan worden verleend aan een bestemmingsplan aanvraag dan is het vanuit een goede dienstverlening gewenst dat de burger op een zo kort mogelijke termijn duidelijkheid hierover krijgt. In de huidige situatie waarin uitsluitend de raad bevoegd is om het besluit te nemen duurt dit enkele maanden voordat men een formeel besluit krijgt. Met de wekelijkse vergadercyclus van het college kan dit veel sneller.

2. Hoeveel bestemmingsplan-aanvragen komen er per jaar binnen?
Het exacte aantal is niet bijgehouden. Hoewel dit zeker in vergelijking tot aanvragen omgevingsvergunningen relatief minder vaak wordt ingediend, komt het toch enkele keren per jaar voor.

3. In het beslispunt van het raadsvoorstel staat niet vermeld dat de raad te allen tijde bevoegd is om het besluit alsnog zelf te nemen.
Het is niet nodig om dit in het raadsbesluit op te nemen, omdat dit al voortvloeit uit art. 10:7 van de Algemene wet bestuursrecht.

4. Hoe vaak wordt er bezwaar gemaakt tegen de weigering van een bestemmingsplan aanvraag en hoe vaak wordt er een ingebrekestelling ingediend wegens het niet tijdig beslissen?
Het exacte aantal is niet bijgehouden, maar recentelijk zijn op 11 september jl. in uw commissie nog twee weigeringen op bestemmingsplan-aanvragen en twee ingebrekestellingen ter besluitvorming voorgelegd. Het betrof hier het verzoek om een bestemmingsplan vast te stellen om  o.a. op een woonperceel de bijgebouwen tot 5 meter hoog te mogen bouwen.

5. Moet het reglement inzake de behandeling van bezwaarschriften worden aangepast? Is de onafhankelijkheid nog gewaarborgd als het college het zelf afhandelt?
Nee, het reglement hoeft niet te worden aangepast. Het betreft hier enkel een bevoegdheidskwestie bij het nemen van de beslissing op bezwaar. De feitelijke afhandeling van het bezwaarschrift wijzigt niet. De onafhankelijke bezwaarschriftencommissie zal altijd een advies uitbrengen, waardoor de onafhankelijkheid gewaarborgd blijft.

6. Is de privacy gewaarborgd als het college de Commissie bestemmingsplannen rapporteert over de ingekomen aanvragen?
Het college zal altijd de privacy waarborgen door persoonsgegevens niet te vermelden.

7. in art. 160 lid 1 sub f Gemeentewet is reeds geregeld dat bezwaarschriften namens de raad door het college kunnen worden afgehandeld.
Dit artikel regelt de mogelijkheid van het college om namens de raad bezwaar- en beroepsprocedures of andere rechtsgedingen aan te spannen tegen besluiten die niet afkomstig zijn van de gemeente. De algemene bevoegdheid van het college om namens de raad op ingekomen bezwaarschriften te beslissen wordt hierin niet geregeld.

Groenlinks:

8. Is het mandaatbesluit in lijn met de Omgevingswet?
Voor zover bekend zal ook in de Omgevingswet de raad bevoegd zijn om een omgevingsplan (=nieuwe stijl bestemmingsplan) vast te stellen. Ook in de Omgevingswet zal er een mandaatbesluit moeten worden genomen indien het college de omgevingsplan-aanvragen wil afwijzen. Uiteraard onder voorbehoud van de definitieve wet en toekomstige jurisprudentie over de Omgevingswet.

9. Wanneer zal het college een aanvraag toch aan de raad voorleggen?
Dit verschilt uiteraard per aanvraag en is vooraf moeilijk te zeggen, maar in de regel zullen dit de aanvragen zijn met enige politieke of maatschappelijke impact. Of indien een bouwplan in strijd is met het gemeentelijk beleid zoals expliciet door de raad is vastgesteld, maar het college desondanks toch mogelijkheden ziet om medewerking te verlenen. Als actueel voorbeeld kunnen de bouwplannen om in Westdorp aan de Buerweg een nieuwe woning te realiseren worden genoemd. Hoewel het college bevoegd is om het principeverzoek af te wijzen op grond van vastgesteld beleid wordt dit toch aan de raad voorgelegd ter besluitvorming.

VVD

10. Welke criteria gelden er voor de afwijzing?
Of de raad het besluit neemt of het college, de toetsingscriteria zijn in dat opzicht niet anders. De toetsingscriteria zijn primair het beleid, de redelijkheid en billijkheid en een zorgvuldige belangenafweging. Het college is tevens voorstander van het ‘ja, tenzij’-principe.

11. Wat wordt in het raadsvoorstel bedoeld met de zinsnede dat “aanvragen efficiënter kunnen worden afgehandeld’?
Hiermee wordt bedoeld dat met het mandateren van de bevoegdheid de aanvrager sneller duidelijkheid krijgt (weken in plaats van maanden). Daarnaast kan het mandateren van de bevoegdheid mogelijk de effectiviteit van de raadsvergaderingen bevorderen. Een groot deel van de aanvragen kan namelijk prima door het college worden afgehandeld, zoals kleine bouwplannen voor bijgebouwen, bestemmingswijzigingen van panden etc. Hierbij rijst de vraag of het gewenst is dat dergelijke kleine plannen in de raadsvergadering worden besproken. Overigens, zoals eerder aangehaald zal het college in beginsel bouwplannen met enige politieke of maatschappelijke impact alsnog aan de raad voorleggen.

Jaarverslag toezicht en handhaving 2017

Op 17 juli 2018 heeft ons college het Jaarverslag toezicht en handhaving 2017 vastgesteld.

In bijgaand jaarverslag beschrijven we de wijze waarop wij onze toezicht- en handhavingstaken hebben ingevuld. Met het vaststellen van dit jaarverslag voldoen wij aan de verplichting van hoofdstuk 7 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Naast de Wabo-taken is in het verslag een aantal aanverwante toezichtstaken opgenomen uit de Algemene plaatselijke verordening (Apv) en Drank- en Horecawet. Dit jaarverslag bevat de werkelijk bestede uren aan de onderdelen van de beleidsvisie 2014-2018. In de beleidsvisie zijn beleidsregels en kwaliteitscriteria vastgelegd. Ook is vastgelegd op welk kwaliteitsniveau wij onze taken uitvoeren. In het uitvoeringsprogramma becijferden wij welke inzet daarvoor nodig is. In het jaarverslag bekijken we of de geformuleerde ambities ook daadwerkelijk zijn gerealiseerd.

Zoals u reeds is medegedeeld verloopt in 2018 onze beleidsvisie. Daarom werken we op dit moment in BUCH verband aan een nieuwe beleidsvisie. In dat kader zijn we op 28 november 2017 bij uw raad geweest om te overleggen over de te stellen prioriteiten.

Bijlage:

Samenwerking tussen de partners binnen het RPA NHN wordt vastgelegd in het Convenant “Voor een werkende arbeidsmarkt 2019-2025”

Op het niveau van de arbeidsmarkt NHN hebben de 18 gemeenten van de regio’s Alkmaar, Kop van NH en West-Friesland, UWV, Ontwikkelingsbedrijf NHN, Werkgevers en werknemersorganisaties en onderwijsorganisaties zich verenigd in het Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid (RPA-NHN).

De afgelopen jaren hebben de arbeidsmarktpartijen met elkaar een krachtig netwerk opgebouwd. Ondernemers, onderwijs en overheid vinden elkaar steeds beter in de samenwerking.

  • Er is vooral ingezet op het realiseren van duurzame samenwerkingsrelaties:
    van school naar werk (samenwerking onderwijs-gemeenten voor arbeidstoeleiding kwetsbare jongeren en een leven lang leren);
  • Van werk naar werk (samenwerking werkgevers voor mobiliteit en opleiding/ontwikkeling werknemers);
  • Van uitkering naar werk (samenwerking UWV-gemeenten voor werkgeversdienstverlening en Banenafspraak).

Deze samenwerkingsrelaties hebben tot concrete resultaten geleid. Voorbeelden zijn een beter sluitende keten rondom kwetsbare jongeren die van school naar werk gaan, een fors aantal opleidingstrajecten bij werkgevers in kansrijke sectoren, het overtreffen van de doelstellingen met betrekking tot de Banenafspraak en miljoenen extra subsidie voor arbeidsmarktprojecten. Mede door deze resultaten is de verbinding tussen het economisch en het sociaal domein versterkt en zijn meer mensen naar (ander) werk begeleid.

Convenant

De samenwerkingsafspraken voor de periode 2015 tot en met 2018 zijn vastgelegd in het convenant “Samen Sterk voor Werk”. Deze afspraken lopen eind 2018 ten einde.
Om de samenwerking te kunnen voortzetten en de arbeidsmarktproblematiek met elkaar aan te pakken is het essentieel om afspraken vast te leggen in een nieuw convenant: “Voor een werkende arbeidsmarkt 2019-2025”.
In het convenant worden in zijn algemeenheid (nieuwe) ontwikkelingen op de arbeidsmarkt geschetst, regionale/landelijke programma’s en financieringsbronnen als kader neergezet, thema’s voor de convenantperiode benoemd en de inrichting en mandatering van het RPA beschreven.

De uitwerking vindt uiteindelijk plaats in de regionale arbeidsmarktagenda Noord-Holland Noord voor de periode van 2019 tot en met 2022. Hierin worden concrete doelen en verwachte resultaten benoemd. De resultaten worden gemonitord en periodiek gerapporteerd aan de ondertekenaars van dit convenant.

Het college heeft op 16 oktober 2018 besloten om in te stemmen met het convenant en het convenant aan te gaan met alle partijen vertegenwoordigd in het RPA NHN. Het convenant wordt door alle partijen ondertekend tijdens Het Grootste Werkfestival op 29 oktober a.s. in Schouwburg Het Park in Hoorn.

Bijlage:

Update (14:55 uur): Onderzoek Bureau Hoffmann naar handelen medewerker

Ons college heeft de BUCH Werkorganisatie opnieuw gevraagd om een update over het onderzoek van Bureau Hoffmann naar het vermeend onjuist handelen van een medewerker. Dit is daarmee een vervolg op ons bericht aan u van 4 september 2018.

Actuele processtappen Fase 1

  • Bureau Hoffmann heeft het onderzoeksrapport, aanvullend onderzoek, hoor en wederhoor (verder genoemd ‘onderzoek’) aangeleverd bij de BUCH Werkorganisatie
  • Op basis van deze informatie heeft de BUCH Werkorganisatie juridisch advies ingewonnen bij de huisadvocaat over mogelijke arbeidsrechtelijke stappen
  • Op basis van het onderzoek en het juridisch advies heeft de directie van de werkorganisatie een voorgenomen arbeidsrechtelijk besluit genomen (20 september 2018)
  • Op dit voorgenomen besluit mag de medewerker in kwestie een zienswijze uitbrengen. Daar staan tien dagen  voor. De medewerker heeft een zienswijze ingebracht
  • De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het voorgenomen besluit van de directie. Het voorgenomen besluit is in de directievergadering van 11 oktober 2018 omgezet naar een definitief besluit
  • Het dienstverband tussen de BUCH werkorganisatie en de medewerker in kwestie is met de uitvoering van dit besluit (strafontslag) beëindigd

Omwille van privacy, juridische zorgvuldigheid en eventuele aansprakelijkheidsstellingen doen gemeente en Werkorganisatie BUCH geen uitspraken over de inhoud van het onderzoek.

Openbaar Ministerie

We willen u nogmaals melden dat we vanaf het begin van het onderzoek regelmatig contact hebben gehad met het Openbaar Ministerie (OM).

Zoals bekend hebben derden aangifte gedaan bij het OM tegen de medewerker in kwestie. De werkorganisatie heeft het onderzoek op verzoek van de officier van justitie aangeleverd bij het OM. Deze heeft inmiddels het rapport bestudeerd en besloten dat er een strafrechtelijk onderzoek wordt gestart naar de betreffende ambtenaar. Het gaat hierbij om de verdenking van het aannemen van steekpenningen. De rijksrecherche voert het onderzoek uit onder leiding van het OM Noord-Holland. Het genoemde rapport is onderdeel van het strafdossier. Dit heeft mogelijk gevolgen voor het beschikbaar kunnen stellen van het onderzoek Hoffmann aan uw raad. Dit wordt op dit moment nagevraagd bij de officier van justitie.

Het is onduidelijk hoe lang het onderzoek van OM gaat duren.

Wij hebben onderzocht of de gemeente destijds aangifte had moeten doen. Dit is niet het geval. De officier van justitie heeft dit bevestigd. Het inschakelen van Bureau Hoffmann voor een nader feitenonderzoek was op dat moment adequaat genoeg. Nu de rapportage gereed is, en we het voortschrijdend inzicht uit het onderzoek hebben, doet het college aangifte.

Extra raadsvergadering

Na afloop van de raadsvergadering van 4 oktober 2018 hebben de fractievoorzitters besloten om vooralsnog geen extra raadsvergadering in te plannen. Zij wilden eerst de stappen van het OM afwachten. Tevens is op dat moment besloten dat er nog geen stukken van het onderzoek Hoffmann worden verstuurd naar de raad.

Vertrouwelijkheid

U hebt gemerkt dat dit dossier uiterst vertrouwelijk wordt behandeld. Dit doen we vanuit overwegingen van privacy en juridische zorgvuldigheid. Bovendien hebben derden aan het onderzoek meegewerkt onder de voorwaarde dat hun inbreng vertrouwelijk wordt behandeld.

Op 10 juli 2018 is er door het college geheimhouding opgelegd op de zogeheten managementletter. Onder deze titel heeft Bureau Hoffmann het (eerste) onderzoeksrapport samengevat. De geheimhouding is opgelegd zodat het college de fractievoorzitters uit uw raad tussentijds kon bijpraten. Zoals u weet hoefde deze geheimhouding geen bekrachtiging in uw raad, aangezien de informatie slechts voor een deel van de leden beschikbaar was. Indien het college informatie met de gehele raad onder geheimhouding deelt, dan zal het u verzoeken de geheimhouding te bekrachtigen in uw vergadering.

We hechten er daarnaast waarde aan te vermelden dat we tevens terughoudend zijn geweest met het openbaren van inhoud van deze casus vanuit bescherming van onze (ex)medewerker. Wij zijn fel tegenstander van de publieke schandpaal zoals deze helaas in deze tijd wel eens wordt gehanteerd. We hebben dan ook morele bezwaren tegen de wijze waarop deze zaak bij tijd en wijle op social media en in de pers wordt gepresenteerd.

Fase 2

De BUCH Werkorganisatie onderzoekt op dit moment hoe dit dossier het beste met u en het college gedeeld kan worden. Uitgangspunten hierbij zijn het waarborgen van zorgvuldigheid en privacy. Tegelijkertijd  willen we uw raad in staat stellen om goed geïnformeerd een besluit te kunnen nemen over een eventuele Fase 2, een door u nader te definiëren vervolgonderzoek. Het een en ander is tevens afhankelijk van de stappen die het OM zet.

Indien uw raad besluit over te gaan tot een vervolgonderzoek, dan valt dit onder de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad van Bergen en niet – zoals in Fase 1 – onder de verantwoordelijkheid van de BUCH Werkorganisatie.

Tweede bijstelling begroting Veilig Thuis 2018

Hierbij willen wij u informeren over de aanvraag van de GGD voor een extra bijdrage voor Veilig Thuis voor 2018. Het college heeft besloten in te stemmen met deze aanvraag en deze op te nemen in de 2e financiële rapportage 2018. Hieronder geven wij aan hoe wij tot deze overwegging gekomen zijn. Daarnaast willen wij u informeren over recente ontwikkelingen bij Veilig Thuis.

Veilig Thuis Noord-Holland Noord kampt sinds mei 2017 met wachtlijsten. In april 2018 is Veilig Thuis onder verscherpt toezicht gesteld door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. Veilig Thuis heeft diverse maatregelen moeten nemen om de wachtlijsten op te lossen en de bedrijfsvoering aan te pakken. In juni 2018 heeft Veilig Thuis een meerjarenplan opgesteld. Daarin deed Veilig Thuis een extra financiële aanvraag voor 2018 van in totaal € 1.177.000.

Voor de 4 BUCH gemeenten zijn de bedragen:

  • Bergen        18.359
  • Uitgeest      16.982
  • Castricum    24.325
  • Heiloo         13.769
  • Totaal          73.43

Wij hebben besloten de gevraagde bijdrage toe te kennen, omdat deze onvermijdelijk is. Het is geen optie Veilig Thuis niet de middelen te geven om de wachtlijsten weg te werken. Tevens is het duidelijk dat er aanpassingen in de bedrijfsvoering nodig zijn en dat Veilig Thuis zich moet voorbereiden op de implementatie van de radarfunctie en op de aanscherping van de meldcode voor professionals. Deze aanscherping betekent een verplichting om melding te maken bij Veilig Thuis, wat dus voor veel meer meldingen gaat zorgen. Daarmee krijgt Veilig Thuis nog meer zicht op alle gezinnen waar huiselijk geweld en/of kindermishandeling.

Een groot deel van het gevraagde geld wordt op dit moment al uitgegeven aan het wegwerken van de wachtlijsten. Wanneer gemeenten deze bijstellingsaanvraag niet goedkeuren krijgt Veilig Thuis een financieel tekort, wat zal drukken op de begroting van de GGD, wat weer zal leiden tot meer kosten voor de gemeenten. Zonder het gevraagde bedrag is Veilig Thuis niet in staat de adviezen van de inspectie op te volgen en daarmee de wachtlijst weg te werken, zodat het verscherpt toezicht op termijn kan worden opgeheven.

Autonome stijging meldingen

Naast de maatregelen die moeten worden genomen naar aanleiding van het verscherpt toezicht van de Inspectie, heeft Veilig Thuis te maken met een autonome stijging van 20 procent van het aantal meldingen waarop de huidige begroting is gebaseerd. Dit is een landelijke trend. Vanwege de veranderingen in het zorglandschap, maar ook vanwege de landelijke campagne ‘Het houdt niet op, niet vanzelf’, worden er steeds meer meldingen gedaan bij Veilig Thuis.

Uitleg gevraagde bedrag

Over het meerjarenplan en deze aanvraag voor 2018 is uitgebreid het gesprek gevoerd met Veilig Thuis. Er is nadere uitleg gevraagd bij verschillende posten. Er is duidelijker geworden welke inzet er in de bedrijfsvoering wordt gepleegd en hoe de aanpassingen op het nieuwe landelijk beleid eruit zien. Duidelijk is ook dat Veilig Thuis zonder extra geld in 2018 de verbeterpunten die de Inspectie van hen eist, niet door kan voeren.

Het totale gevraagde bedrag van € 1.177.000 is als volgt opgebouwd:

  1. Aanpak wachtlijsten 2018 (€ 804.000,- & € 30.000,-)
    Dit onderdeel bevat de maatregelen die met de inspectie zijn afgesproken om de wachtlijsten voor triage en onderzoek terug te brengen tot nul.
  2. Verbetering bedrijfsvoering 2018 – 2019 (€ 193.000,-)
    Mede op basis van de QuickScan van Seinstra & Van der Laar zijn voorstellen tot verbetering van de bedrijfsvoering opgenomen in een operationeel plan 2018 – 2020.
  3. Landelijk nieuw beleid 2017 – 2020 (€ 150.000,-)
    Het derde deel is gewijd aan een inhoudelijke kwaliteitsverbetering, waarbij wordt aangesloten bij actiepunten uit het Meerjarenprogramma 2017 – 2021 van het Landelijk Netwerk Veilig Thuis. Onderdelen hiervan zijn de implementatie van de radarfunctie van Veilig Thuis (wat betekent dat Veilig Thuis meer tijd kwijt is aan adviezen en het afhandelen van meldingen) en aanscherping van de meldcode (die zal leiden tot meer meldingen).

Er is aan Veilig Thuis te kennen gegeven dat er na het toekennen van dit bedrag geen nadere bijstellingen voor 2018 toegekend zullen worden. Een vlugge ambtelijke vergelijking met de kosten van 4 andere Veilig Thuis organisaties laat zien dat ook andere Veilig Thuis organisaties kampen met meer meldingen en hogere kosten. Bij de start zat Veilig Thuis Noord-Holland Noord aan de lage kant qua kosten. Ook met deze bijstelling loopt de regio Noord-Holland Noord niet uit de pas qua kosten, ten opzichte van de 4 andere Veilig Thuis organisaties.

Vervolg toezicht Inspectie
Zoals ook gemeld in de Nieuwsbrief Sociaal Domein heeft de Inspectie geoordeeld dat het meerjarenplan hen nog niet overtuigd dat Veilig Thuis voldoende flexibel en toekomstbestendig is.
Het verscherpt toezicht is inmiddels verlengd tot 15 januari 2019 omdat de wachtlijsten helaas nog onvoldoende zijn weggewerkt. Het kost meer tijd om de resultaten te zien van de ingezette verbetermaatregelen. Veilig Thuis had al aangegeven dat zij eind september niet kon voldoen aan alle verwachtingen die bij het instellen van het verscherpt toezicht kenbaar zijn gemaakt. De Inspectie heeft afspraken met Veilig Thuis gemaakt over de voortgang van de verbeteracties. Het feit dat de Inspectie het verscherpt toezicht verlengt, betekent dat zij denken dat Veilig Thuis binnen afzienbare tijd wel aan de verwachtingen kan voldoen.

Aansturing

Vanwege de situatie bij Veilig Thuis rijst ook de vraag of de aansturing goed geregeld is. De wethouders in de bovenregionale Stuurgroep hebben de vraag gesteld of de Dienstverleningsovereenkomst die 18 gemeenten begin 2018 met de GGD Hollands Noorden gesloten hebben inzake Veilig Thuis voldoet. De Stuurgroep heeft besloten hier nader onderzoek naar te doen en voor het einde van het jaar met een advies naar alle 18 gemeenten te komen. Voor de komende tijd worden er bestuurlijke mijlpalen vastgelegd in de samenwerking met Veilig Thuis.

Vervolg Begroting 2019

Het Meerjarenplan bevat een doorkijk naar de kosten die in 2019 en verder gemaakt moeten worden. Er staan veel PM posten in het plan, waardoor het onduidelijk is of de gemaakte inschattingen reëel zijn. In de begeleidende brief bij het meerjarenplan geeft de GGD aan in september 2018 een beter beeld te hebben van de benodigde financiering. De verwachting is ook gezien de aanscherping van de Wet meldcode dat het aantal meldingen niet zal dalen en dat extra middelen structureel nodig zijn. De aanscherping betekent een verplichting om te melden bij Veilig Thuis als er zorgen zijn omtrent de veiligheid. Inmiddels heeft de GGD aangegeven pas begin 2019 met een definitieve begroting voor 2019 te kunnen komen.

Communicatie

Wij blijven u zo goed mogelijk informeren over de laatste stand van zaken omtrent de wachtlijstproblematiek en het verscherpt toezicht zoveel mogelijk middels de nieuwsbrief Sociaal Domein.